Volkskrant-columniste Sheila Sitalsing verzamelde via een oproep op Twitter de mooiste Surinaamse woorden voor ons. Omdat de Nederlandse taal wel een nieuwe impuls kan gebruiken, ziehier het resultaat, met dank aan Sheila.
schijnen = het hof maken (“hij schijnt haar”)
uitlopen = vreemdgaan
kweekje = aangenomen kind
voetéren = wandelen/fietsen
kostgrondje = veldje met groenten voor eigen gebruik
ringbol = donut
wreedachtig = gemeen
ellendelaar = ellendeling
dat ding = alles wat ongemakkelijk is (ruzie met buurvrouw, collega)
hinderlijk = lastig (‘doe niet hinderlijk”)
rammelen = (in elkaar) slaan
morserij = knoeiboel
djoegoedjoegoe = gedoe, drukte
bok = uitbrander (“ik heb haar wreed gebokt”)
rampaneren = stuk maken
klop klop = is daar iemand?
accommoderen = mooi baantje regelen voor bondgenoot
ontheffen = zomaar ontslaan van ambtenaar
Leuk om te lezen, heb je meer woorden gevonden met positievere / aardiger betekenissen? Ik hoo r/ zie graag je lijstje.
Met groet, Mady
Een paar aanvullingen:
baldadig = superlatief (“het is baldadig gezellig”, “ik ben baldadig geschrokken”)
kraken = duimen (“ik kraak voor je”)
djaffen = opscheppen
tokotoko = modder
skeer = blut
Wat te denken van het volgende verhaaltje:
“Ik ben baldadig geschrokken. Die djaffende ellendelaar van mij schijnt dat ding, loopt uit en zadelt mij op met een kweekje. Ik heb hem daarvoor gebokt, want ons kostgrondje is al niet groot en nu zijn we helemaal skeer. Maar hij vindt dat ik niet hinderlijk moet doen, want daarmee rampaneer ik alles. Wat een djoegoedjoegoe”.
Ik lag me rot Frans. Die is echt boeng.
nog een paar aanvullingen:
wandelen = op reis gaan
wandelcostuum zoals op uitnodigingen vermeld voor heren = jas-en-das
blad = (papier)geld
vervelen = hinderlijk zijn
patta’s = gymschoenen
timmeren = iemand flink slaan
morsdood = helemaal dood
Mooie woorden!
afgaan = grote boodschap (rondom Paramaribo en gespot op bordje bij Meerzorg: meestal 3 SRD voor de toiletbeheerder.)
zuiver = precies
je brengt het hoor mi gudu
Zakken = naar beneden doen bv zak je ogen of laten uitstappen: je kan me hier zakken.
Baksen = slaan bv ik ga je Basken , ik geef je een baks.
Oproerig= druk doen bv doe niet zo oproerig.
Gerger = gedoe bv een hoop gerger (spreekuur als air)
Buitenvrouw= maîtresse
Gaan kleine= plas gaan doen
Stampoe = stevig postuur, ” hij is stampoe. “